Sinds 1963 actief in restauraties
Het monument dateert vermoedelijk nog net uit de zestiende eeuw en is daarmee het oudste pand dat de stichting heeft aangepakt. Beneden heeft in de jaren-dertig een groentenwinkeltje en later lange tijd het kruidenierswinkeltje van Kamstra gezeten. De gevelsteen met de gouden engel, de aartsengel Michaël die de schutspatroon van de stad Harlingen is, vertelt dat het huis in 1596 gebouwd zou kunnen zijn. Maar gevelstenen zijn niet zo betrouwbaar, ze werden bij verhuizing vaak meegenomen. Het vreemde is namelijk dat in verkoopakten van huizen in Harlingen op verschillende momenten wel sprake is van een ‘Gouden Engel’ aan de Voorstraat, maar er nog geen vermelding is gevonden aan de Lanen. Vanaf het midden van de zeventiende eeuw wordt Voorstraat 13 de ‘vergulde Engel’ genoemd. Het is een diep huis dat tot de Noorderhaven doorloopt, waar weer de ‘Oranjeboom’ uithangt. De naam blijft in elk geval tot ongeveer 1720 met dat deftige huis verbonden. De herkomst van de gevelsteen met de datering 1596 is dus onzeker. Niettemin spreken vorm, indeling en materiaalgebruik van Lanen 28 een datering op omstreeks 1600 niet tegen.
Het is een diep pand van twee bouwlagen op een souterrain en met een hoog zadeldak tussen topgevels. De voorgevel heeft thans met de bolholle lijnvoering de vorm van een ojief, maar die is beslist niet zestiende-eeuws. Aan de mate van aantasting van het baksteenmateriaal is te zien dat de gevel oorspronkelijk een andere top, mogelijk een traptop heeft gekend en dat die is gerepareerd en vervangen door een van het ojiefmodel. Dat is dan waarschijnlijk in de tweede helft van de achttiende eeuw gebeurd. Tijdens de restauratie in 1974 is de gevel geverfd in een paarsrode dodekopkleur en de historische sporen zijn daardoor wat moeilijker te onderscheiden dan vroeger, toen het gele baksteenmateriaal het een en ander vertelde.
Zo resteerden uit de late zestiende eeuw fragmenten van twee halfronde ontlastingsbogen, waarmee de ramen van de begane grond al niet meer correspondeerden. Bij de restauratie zijn de ramen er weer onder geplaatst, al bracht dat een asymmetrische indeling met zich mee. Onder het linker venster zijn twee rondboograampjes naar het souterrain weer geopend en onder de kamer rechts is de voorraadkelder weer in orde gebracht. Het niveau van de begane grond is te bereiken met een vier treden hoge gemetselde trapstoep. De deur is eenvoudig en het bovenlicht is zonder versiering gebleven. De ramen van de begane grond zijn bij restauratie vijftienruits schuifvensters geworden.
De hoge, smalle vensters van de verdieping zijn bij de restauratie vervangen door minder hoge en bredere negenruitsvensters. Tussen deze vensters zit de gevelsteen. Hij draagt de afbeelding van St. Michaël in een voor die tijd kenmerkende ‘figura serpentinata’, een gebogen en enigszins gedraaide figuratie. De befaamde Harlinger kunstenaar Jacob Lous, die rond 1600 bij andere werken bewees het bewegelijke en decoratieve maniërisme aan te kunnen, zou heel goed de maker kunnen zijn. St. Michaël staat op een sokkel met de datering: A° 1596 en de steen wordt bekroond door een leeuwenkop in vol reliëf die mogelijk kraagsteen voor een pinakel is geweest. Dan zou de steen oorspronkelijk hoger in deze of een andere gevel gezeten kunnen hebben. De zolder achter de ojieftop is geopend met een flink negenruitsvenster en de smalle vliering heeft nog een kloosterkozijn dat een vierlichtsvenstertje en een luik bezit. Schouders en geveltop zijn afgedekt met geprofileerde platen. Kapconstructie en vloerniveaus zijn van de vele gevelankers af te lezen.